
Jurisprudentie
BG6497
Datum uitspraak2008-12-10
Datum gepubliceerd2008-12-10
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers06/580385-07
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-12-10
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers06/580385-07
Statusgepubliceerd
Indicatie
De rechtbank Zutphen veroordeelt de 58-jarige J.T. voor de poging tot moord op een politieman bij het winkelcentrum Anklaar te Apeldoorn, diefstal met geweld en illegaal vuurwapenbezit tot een gevangenisstraf van 15 jaar en een schadevergoeding van 16.444,78 euro.
Uitspraak
RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/580385-07
Uitspraak d.d.: 10 december 2008
Tegenspraak / dip – oip – oip – oip – oip – oip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats] (Joegoslavië) op [1950],
verblijvende in de penitentiaire inrichting te Vught.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
26 november 2008.
Ter terechtzitting genomen beslissingen
Na verdachte en de defungerende raadsman mr. Van Schaik te hebben gehoord, heeft de rechtbank op vordering van de officier van justitie besloten met het onderzoek voort te gaan, nu verdachte daartegen geen bezwaar maakte en de rechtbank ambtshalve schorsing van het onderzoek niet nodig of wenselijk oordeelde.
De tenlastelegging:
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 23 juli 2007 in de gemeente Apeldoorn ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om (telkens) opzettelijk en/of met voorbedachten rade [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet en/of na kalm beraad en rustig overleg, die [slachtoffer 1] (meermalen) met behulp van een vuurwapen (een pistool) in de (linker)borst ter
hoogte van zijn hart en/of de buikstreek en/of elders in het lichaam, in ieder geval in het lichaam heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 289 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 23 juli 2007 in de gemeente Apeldoorn aan [slachtoffer 1] opzettelijk en/of met voorbedachte rade zwaar lichamelijk letsel (beschadiging van de linker long en/of lever en/of milt en/of maag en/of (andere) vitale organen ), heeft toegebracht, door deze met behulp van een vuurwapen (een pistool) met dat opzet en/of na kalm beraad en rustig
overleg in zijn (linker)borst en/of buikstreek en/of elders in het lichaam, in ieder geval in het lichaam te schieten, terwijl het feit is gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
art 301 Wetboek van Strafrecht
art 304 Wetboek van Strafrecht
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 28 juli 2007 in de gemeente Zwolle met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoofdtelefoon en/of andere goederen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de Mediamarkt, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat
verdachte,
- nadat hij door [slachtoffer 2] was vastgepakt, een draaiende beweging met zijn arm heeft gemaakt, waardoor hij los kwam en/of zich heeft losgerukt en/of
- [slachtoffer 2] de woorden heeft toegevoegd: "You can't do that"en/of "Don't touch me", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- zichtbaar voor [slachtoffer 2] een vuurwapen in zijn hand heeft gehouden en/of
- een vuurwapen heeft gericht en/of gericht gehouden op [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of
- tegen hen heeft gezegd "Go away", althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 30 juli 2007 in de gemeente Dronten, een wapen van categorie III, te weten een vuurwapen (een Hrvatski Samokres model 2000, serienummer 47018), en/of munitie (11 patronen kaliber 9mm Parabellum) van categorie II, voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie
4.
hij in of omstreeks in de periode van 29 maart 2003 tot en met 28 juli 2007 in de gemeente Apeldoorn en/of elders in Nederland een of meer wapens van categorie II en/of III, te weten een vuurwapen (een hagelgeweer, merk Mossberg, pumop & slide action, een zgn riot-gun), en/of munitie (patronen) van categorie II en/of III, voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Overweging ten aanzien van het bewijs (eindnoot 1)
Vaststaande feiten
Op 23 juli 2007 vond omstreeks 18.05 uur op het Operaplein te Apeldoorn, bij de ingang van winkelcentrum Anklaar, een schietpartij plaats. Hierbij werd twee keer op hoofdagent-rechercheur [slachtoffer 1] geschoten, waardoor hij ernstig gewond raakte.
Op 28 juli 2007, tussen 17.50 uur en 18.10 uur, vond een diefstal gevolgd van (bedreiging met) geweld plaats bij de Mediamarkt te Zwolle.
Naar aanleiding van de schietpartij op 23 juli 2007 in Apeldoorn werd de opsporing en aanhouding van verdachte schriftelijk bevolen. Personalia en een foto van verdachte werden verspreid en een foto van verdachte werd op 29 juli 2007 getoond tijdens een extra politiebericht op de televisie. Verdachte werd op 30 juli 2007 aangehouden. Bij zijn aanhouding was hij in bezit van een vuurwapen (merk Hrvatski Samokres, model 2000).
Op 27 juli 2007 is een onderzoek ingesteld bij [naam bedrijf] te Apeldoorn en heeft aldaar een doorzoeking plaatsgevonden. Hierbij zijn een riotgun, twee houders met 9mm munitie en 5 losse stuks 9mm munitie aangetroffen.
Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 primair, 2, 3 en 4 tenlastegelegde. Een afschrift van het op schrift gestelde en ter terechtzitting voorgedragen en overgelegde requisitoir is aan het proces-verbaal van de terechtzitting gehecht.
Standpunt van de verdediging
Verdachte heeft ter terechtzitting omtrent het ten laste gelegde niet inhoudelijk verklaard, maar zover hij dat bij het voorbereidend onderzoek wel had gedaan, heeft hij naar die verklaringen verwezen.
Resultaten van het voorbereidend onderzoek
1. Bij de politie (eindnoot 2) heeft slachtoffer [slachtoffer 1] verklaard dat hij – in burger gekleed – op 23 juli 2007, rond 17.45 uur in het winkelcentrum Anklaar te Apeldoorn een man zag staan die hij herkende van een eerdere zaak en waarvan hij wist dat hij gesignaleerd stond als ongewenst verklaarde vreemdeling. [slachtoffer 1] kon het zich goed herinneren, omdat het toen een heel spektakel was geweest waarbij ook de EOD/EOC betrokken was. [slachtoffer 1] was destijds bij de aanhouding van de man aanwezig geweest. De man was gekleed in donkere kleding, te weten een zwarte broek en een zwarte halflange jas tot over de heupen. Hij stond bij een fiets met aan beide zijden donkere fietstassen over de bagagedrager. Hij droeg een net baardje en had nette haren. [slachtoffer 1] belde met collega [getuige 1], inspecteur van politie bij de vreemdelingendienst. Uiteindelijk is [slachtoffer 1] al bellend richting zijn dienstauto gelopen en heeft al bellend met [getuige 1] de man in de gaten gehouden. [getuige 1] gaf hem de naam [verdachte] door. [slachtoffer 1] herkende die naam als de naam passend bij de man die hij in de gaten hield. Collegae [getuige 1] en [getuige 2] gingen op weg om de man aan te houden en [slachtoffer 1] ging in zijn dienstauto zitten. [slachtoffer 1] zag dat de man zich voorover boog over zijn fiets. Hij vermoedde dat de man zijn fiets van het slot haalde en wilde wegfietsen. [slachtoffer 1] wilde hem niet laten gaan. Hij stapte uit zijn auto en liep op hem af. Op een afstand van twee meter sprak [slachtoffer 1] de man aan. Toen de man hem aankeek en [slachtoffer 1] zich legitimeerde zei hij tegen de man: “politie, meneer [verdachte], u bent aangehouden want u bent illegaal”. [slachtoffer 1] is er honderd procent zeker van dat hij [verdachte] bij zijn naam heeft genoemd. De man reageerde in het Engels en zei dat hij [slachtoffer 1] niet begreep. [slachtoffer 1] zei in het Engels dat de man moest blijven staan en dat hij werd aangehouden. Toen zag hij dat de man zijn rechterhand in de fietstas hield, waarop [slachtoffer 1] tegen de man zei dat hij zijn handen wilde zien. Op dat moment zag [slachtoffer 1] een pistool. De afstand tussen hem en de man was één meter. De man richtte zich op en draaide naar [slachtoffer 1] toe. [slachtoffer 1] zag het pistool in de rechterhand van de man. [slachtoffer 1] liep achteruit, maar werd op een afstand van twee à drie meter neergeschoten, waardoor hij op de grond viel. [slachtoffer 1] zag dat er veel bloed op zijn borst kwam ter hoogte van zijn hartstreek. Hij zag de man verder draaien en zijn pistool op hem richten en nogmaals de trekker overhalen. De man schoot, terwijl [slachtoffer 1] op de grond lag. [slachtoffer 1] kon niets doen. Er zat een paar seconden tussen het eerste en het tweede schot. Bij het tweede schot voelde [slachtoffer 1] een stoot op zijn borst en een enorme stekende pijn. [slachtoffer 1] zag dat de man geen enkele emotie toonde bij het lossen van de schoten. [slachtoffer 1] zag dat de man het pistool opborg en rustig wegfietste in de richting van de Rabobank. Op 30 juli 2007 zag [slachtoffer 1] in een krant –De Stentor – een foto van de man met een artikel erbij waarin zijn naam wordt genoemd. De man op de foto is de man die hem neer had geschoten. [slachtoffer 1] weet dat honderd procent zeker. [verdachte] is de man die hij in 2005 had aangehouden en dat is dus ook de naam van de man die hem heeft neergeschoten.
2. Bij de politie (eindnoot 3) heeft [getuige 1], inspecteur van politie Noord- en Oost Gelderland, verklaard dat hij op maandag 23 juli 2007 omstreeks 17.45 uur werd gebeld door [voornaam slachtoffer 1] [slachtoffer 1]. [voornaam slachtoffer 1] is collega en een goede vriend van hem. In de teamkamer was ook [getuige 2], hoofdagent bij de regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, aanwezig. [slachtoffer 1] vertelde [getuige 1] dat hij een man zag op de Anklaar die hij herkende van een eerdere aanhouding in 2005 op de Europaweg te Apeldoorn en waarvan hij wist dat de man gezocht werd. Hij kon niet op de naam komen, maar wist dat het een Joegoslaaf was. [getuige 1] heeft [voornaam slachtoffer 1] teruggebeld en de speaker aangezet, zodat ook [getuige 2] kon meeluisteren. Vervolgens ging [getuige 1] kijken in het systeem (BPS), terwijl [getuige 2] op de ‘politie suite’ keek. Er werd gezocht op aanhouding op de Europaweg op [slachtoffer 1]s dienstnummer, maar daarop is niets gevonden. Bij een collega van [slachtoffer 1], [naam 1], die ook ter plekke was geweest en het verhoor had gedaan, kwam wel “een hit” op de Europaweg in 2005. De naam [verdachte] bleek uit het proces-verbaal van aanhouding en [slachtoffer 1] ‘sloeg daar direct op aan’ en zei dat de man die hij nu zag staan, [verdachte] was. Via de Politie Suite Handhaving Vreemdelingen kwam een foto naar voren van de man en [getuige 1] heeft de man op de foto beschreven aan [slachtoffer 1]. [slachtoffer 1] bevestigde dat de man die hij zag staan, er zo uit zag. In BLS (minimenu in BPS) vroeg [getuige 2] [verdachte] aan en verscheen er een hit, waaruit bleek dat hij ongewenst vreemdeling is en dus kon worden aangehouden. Dit vertelde [getuige 1] aan [slachtoffer 1]. Ook vertelde hij dat hij en [getuige 2] op weg gingen om samen met [slachtoffer 1] [verdachte] te komen halen. Terwijl [getuige 1] en [getuige 2] net onderweg waren – en net melding hadden gedaan naar de meldkamer over het ophalen van een ongewenst vreemdeling – kregen ze melding dat er iemand was neergeschoten bij de Anklaar.
3. Bij de politie (eindnoot 4) heeft [getuige 2], hoofdagent bij de regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, verklaard dat toen [getuige 1] de naam [verdachte] noemde, naar aanleiding van het telefoontje van [slachtoffer 1] waarin hij vroeg iemand op te sporen, [slachtoffer 1] zei dat dat hem was. [getuige 2] heeft vervolgens een signalement van [verdachte] doorgegeven, te weten grijs haar en een klein sikje, en [slachtoffer 1] zei dat dit overeen kwam met de man die hij in de gaten hield.
4. Bij de politie (eindnoot 5) heeft getuige [getuige 3] verklaard dat [slachtoffer 1] vroeg aan de man in de donkere kleding of hij de heer [naam lijkend op verdachte] was. Zij hoorde hem zeggen: “ja”. Zij is doorgelopen naar haar auto en hoorde een knal. Zij keek om en zag dat de oudere man een pistool in zijn hand hield. Hij richtte deze naar de jongere man. [getuige 3] zag en hoorde dat de oudere man nog een keer schoot in de richting van de jongere man en zij zag dat de jongere man op de grond viel. Zij zag dat de schutter zijn pistool opborg en wegfietste.
5. Bij het uitkijken van de bewakingsbeelden (eindnoot 6) van de camera’s bij de Lidl te Apeldoorn wordt verdachte door hoofdagent [verbalisant 1] herkend als een man die tussen 16.42 en 17.17 uur [NB: de Lidlklok loopt 1 uur en 7 minuten achter] op 23 juli 2007 in de Lidl aan het Operaplein 16 in Apeldoorn is geweest.
6. Bij het uitkijken van de bewakingsbeelden (eindnoot 7) van de camera’s bij de Blokker te Apeldoorn wordt een man die omstreeks 17.39 uur [NB: de Blokkerklok loopt vier minuten achter] op 23 juli 2007 nabij de Blokker aan het Operaplein 10 te Apeldoorn door het overdekte gedeelte van winkelcentrum Anklaar heeft gelopen door hoofdagent [verbalisant 1] herkend als hoogst waarschijnlijk verdachte. De lengte en kleur van de jas en de kleur van de broek die de man droeg, kwamen overeen met de lengte en de kleur van de jas en de kleur van de broek van de man op de bewakingsbeelden bij de Lidl.
7. Bij de politie (eindnoot 8) heeft getuige [getuige 4] verklaard dat zij op 23 juli 2007 in winkelcentrum Anklaar te Apeldoorn was. Zij hoorde een schot en keek waar het vandaan kwam. Zij zag twee mannen dichtbij elkaar staan. Zij schat de afstand tussen hen ongeveer een halve meter tot een meter. Toen zij naar deze mannen keek, hoorde zij nog een knal en zag dat de linker man met een vuurwapen op de rechter man schoot. Zij zag dat de linker man een voorwerp in zijn hand had, dat op een pistool leek. Bijna tegelijkertijd zag zij dat de voor haar rechter man op de grond viel. Zij zag dat de man een donkere lange jas, een manteljas, aan had. Zij zag dat de man op de fiets stapte en wegfietste.
8. Bij de politie (eindnoot 9) heeft getuige [getuige 5] verklaard dat zij zag dat de man een pistool in één van zijn handen had en daarmee richtte op een andere, jongere man. Zij hoorde en zag dat de man die jongere man neerschoot. De schutter schoot daarna nog eens en de jongere man viel achterover. Ze stonden op 1 meter afstand van elkaar. De schutter man fietste weg op een fiets met fietstassen. Getuige [getuige 5] was als eerste bij de neergeschoten man. Ze vroeg hem of hij de schutter kende, waarop de neergeschoten man antwoordde dat hij wist wie de schutter was en dat hij agent was. Intussen kwamen ook een man en een vrouw helpen. Getuige [getuige 5] meent dat de neergeschoten man iets tegen die andere man heeft gezegd en heeft die man de naam [naam lijkend op verdachte] of [naam lijkend op verdachte] zien opschrijven.
9. Bij de politie (eindnoot 10) heeft getuige [getuige 7] verklaard dat zij de neergeschoten man heeft gevraagd of hij wist wie het gedaan had. Hij antwoordde daarop bevestigend en noemde een naam. Die naam is, nadat zij van iemand pen en papier had gevraagd, ook opgeschreven.
10. Uit het schotrestenonderzoek (eindnoot 11) van het NFI is gebleken dat de kledingstukken van [slachtoffer 1] zijn onderzocht ten behoeve van het vaststellen van in- en uitschotbeschadigingen en schootsafstand. Op het T-shirt van het slachtoffer zijn twee (vrijwel zekere) inschotbeschadigingen en één waarschijnlijke inschotbeschadiging aangetroffen. Rond de vrijwel zekere inschotbeschadigingen in het T-shirt zijn sporen aangetroffen die wijzen op tenminste één schootsafstand tussen circa 10 en 75 centimeter en één tussen de 25 en 150 centimeter.
11. Bij de politie (eindnoot 12) heeft getuige Kraaijeveld verklaard dat hij verdachte herkent van de door de politie getoonde foto.
12. Bij de politie (eindnoot 13) is een foto getoond aan getuige [getuige 6]. Deze heeft verklaard dat hij niet eerder een foto in de media heeft gezien, omdat hij in het buitenland heeft verbleven. Getuige [getuige 6] herkent verdachte voor honderd procent van de getoonde foto.
13. Uit de letselverklaring van het NFI (eindnoot 14) is gebleken dat bij [slachtoffer 1] vier huidperforaties zijn geconstateerd, te weten twee doorschotwonden. De schootsinrichting betrof vanaf de voorzijde borst richting de rug en vanaf de voorzijde borst richting de bovenzijde van de linkerschouder.
14. Bij de politie (eindnoot 15) heeft [slachtoffer 2], beveiligingsmedewerker van de Mediamarkt te Zwolle, verklaard dat hij op 28 juli 2007, tussen 17.50 uur en 18.10 uur een man heeft gezien waarvan hij vermoedde dat die zich schuldig maakte aan winkeldiefstal. Hij heeft de man, nadat deze langs de kassa was gegaan, hierop aangesproken. In het polstasje van de man zat een verpakt voorwerp, vermoedelijk een hoofdtelefoon. Hij deelde de man mee dat deze was aangehouden en pakte hem vast bij zijn arm. De man rukte zich los en zei in het Engels dat ze hem niet moesten aanraken. De man had plotseling een pistool in zijn hand en richtte dat op [slachtoffer 2]. Hij zei dat [slachtoffer 2] achteruit moest gaan en hem niet moest aanraken. De man liep vervolgens naar buiten. [slachtoffer 2] liep erachter aan, samen met een collega ([slachtoffer 3]). De man verwijderde een slot van een fiets en toen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] op drie à vier meter afstand van de man waren richtte hij zijn pistool nog een keer op hem en zei in het Engels dat ze weg moesten gaan. Hij stapte op zijn fiets en reed weg.
15. Bij de politie (eindnoot 16) heeft [slachtoffer 3], verkoopmedewerker bij de Mediamarkt te Zwolle, verklaard dat hij op 28 juli 2007 aan het werk was. [slachtoffer 2] vroeg hem een man in de gaten te houden, omdat deze zich vreemd gedroeg. De man had batterijen in zijn mandje liggen. [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] spraken de man aan, omdat de winkel zou gaan sluiten. [slachtoffer 3] zag dat de man richting de kassa liep en een leeg winkelmandje teruglegde. Na het passeren van de kassa hielden zij de man staande en vroeg [slachtoffer 2] naar de batterijen. Dat ging allemaal in het Engels. De man zei dat hij deze had teruggelegd. [slachtoffer 2] vroeg of hij in het zwarte polstasje van de man mocht kijken. [slachtoffer 3] zag dat er een verpakking met een koptelefoon in het tasje zat. [slachtoffer 3] herkende deze als van het merk Sennheiser CX 300, ter waarde van € 59,90, die bij hen in de winkel wordt verkocht. De koptelefoons hangen in het gedeelte van de winkel waar de man zich daarvoor had opgehouden. [slachtoffer 3] hoorde [slachtoffer 2] in het Engels zeggen dat de man was aangehouden. [slachtoffer 3] zag dat de man ineens een vuurwapen had. [slachtoffer 3] schrok hiervan en is achteruit gelopen. [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] zijn hem daarna naar buiten gevolgd. Toen de man zag dat zij achter hem aankwamen, dreigde hij nogmaals met het vuurwapen. Hij stapte op zijn fiets en reed weg.
16. Bij de politie (eindnoot 17) heeft getuige [getuige 8] verklaard dat hij op zaterdag 28 juli 2007 omstreeks 18.10 uur, bij de ingang van de Mediamarkt zijn collega’s [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] zag staan. [slachtoffer 2] was in gesprek met een man. Ze spraken in het Engels. [getuige 8] zag dat de man niet meewerkte. Hij hoorde [slachtoffer 2] zeggen dat de man was aangehouden. Hij zag dat [slachtoffer 2] de man beetpakte en dat de man zich van [slachtoffer 2] losmaakte en een stap naar achteren deed. Toen zag [getuige 8] dat de man een pistool vasthield en dit richtte in de richting van [slachtoffer 2]. Die sprong naar achteren. Toen richtte de man in de richting van [slachtoffer 3]. Die sprong ook de winkel in. Toen draaide de man naar [getuige 8]. Die deed zijn armen omhoog. De man riep: ‘stay back’. Buiten zag [getuige 8] dat de man bij een fiets stond. [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] stonden dicht bij de man, die daarop weer zijn pistool trok en zich omdraaide. Iedereen sprong weer achteruit. Toen fietste de man weg. [getuige 8] herkent de foto van [verdachte] met betrekking tot het schietincident op de rechercheur in Apeldoorn als zijnde de man die hen bedreigde bij de mediamarkt.
17. Bij de politie (eindnoot 18) heeft getuige [getuige 9] verklaard dat hij op 30 juli 2007 een gedeelte uit de Pers las. Hij zag een foto van de verdachte van de schietpartij in Apeldoorn. Hij herkende de man direct als zijnde degene die op 28 juli 2007 twee beveiligers bedreigde met een vuurwapen. [getuige 9] was op 28 juli 2007 in de binnenstad van Zwolle. Hij zag drie mannen staan, twee beveiligingsmedewerkers en één man met een fiets. [getuige 9] zag de man met de fiets een op een pistool gelijkend voorwerp tevoorschijn halen. Hij zag dat de man met de fiets het wapen op heuphoogte hield en dreigend in de richting van de twee mannen wees.
18. Bij de politie (eindnoot 19) heeft getuige [slachtoffer 3] verklaard, dat na onderzoek naar de voorraad bleek dat na de bedreiging op zaterdag 28 juli 2007 één hoofdtelefoon vermist was. De hoofdtelefoon die ontbrak aan de voorraad is identiek aan de hoofdtelefoon die hij bij verdachte in zijn tasje had gezien.
19. In een proces-verbaal van bevindingen (eindnoot 20) heeft [verbalisant 2], inspecteur Politie regio IJsselland, District Midden, verklaard dat door rechercheur [verbalisant 4] de opnames van de beveiligingscamera van de Mediamarkt werden bekeken. [verbalisant 4] herkende de verdachte als zijnde de man die werd gezocht voor het neerschieten van een rechercheur in Apeldoorn.
20. In een proces-verbaal van bevindingen (eindnoot 21) heeft [verbalisant 2] verklaard dat hij aangevers [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] heeft geconfronteerd met een foto van verdachte. [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] verklaarden dat dit de man was die hen met een vuurwapen heeft bedreigd.
21. Tijdens de aanhouding van verdachte is een hoofdtelefoon bij hem in beslag genomen (eindnoot 22) , welke hoofdtelefoon door de getuige [getuige 10] (eindnoot 23) wordt herkend als een artikel dat bij de Mediamarkt te Zwolle werd verkocht.
22. Uit het proces-verbaal van bevindingen (eindnoot 24) van [verbalisant 3], inspecteur van politie, werkzaam bij de Rijksrecherche, is gebleken dat tijdens de aanhouding van verdachte op 30 juli 2007, onder hem een vuurwapen in beslag is genomen. Het betreft een automatisch pistool van het merk IM Metal, type HS 2000, kaliber 9 mm, nummer 47018.
23. Uit het wapen- en munitieonderzoek van het NFI (eindnoot 25) is gebleken dat het pistool van het merk Hrvatski Samokres (HS), model 2000, is. Dit vuurwapen is geschikt voor het semi-automatisch verschieten van patronen kaliber 9mm Parabellum. In de patroonhouder van dit pistool zijn twaalf patronen van kaliber 9mm aangetroffen. Er zijn twee hulzen gevonden bij de plaats van het schietincident in Apeldoorn en één huls is gevonden bij een doorzoeking in de woning van verdachte (eindnoot 26) . De drie hulzen zijn afkomstig van patronen kaliber 9mm Parabellum en zijn met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid verschoten met voornoemd pistool.
24. Zoals blijkt uit het proces-verbaal (eindnoot 27) van omschrijving van het vuurwapen dat bij de aanhouding van verdachte is aangetroffen, is sprake van een vuurwapen van het merk IM Metal, model HS 2000, kaliber 9mm en voorzien van serienummer 47018. Het voorwerp is geschikt om projectielen of stoffen door een loop af te schieten en de werking berust op het teweeg brengen van een scheikundige ontploffing. Dit betreft een vuurwapen in de zin van artikel 2, eerste lid, Categorie III onder 1 van de Wet Wapens en Munitie.
25. Zoals blijkt uit het proces-verbaal (eindnoot 28) van omschrijving van de munitie die bij de aanhouding van verdachte is aangetroffen, is sprake van munitie van het merk MRP, model Luger en kaliber 9mm. Dit betreft munitie in de zin van artikel 2, tweede lid, Categorie III van de Wet Wapens en Munitie. Van de omschreven munitie zijn in totaal 11 stuks aangetroffen, te weten 10 stuks in de pistoolhouder en 1 stuks in de kamer van het wapen.
26. Bij de politie (eindnoot 29) heeft verdachte verklaard dat hij het vuurwapen voorhanden heeft gehad en dat hij het vuurwapen reeds drie tot vier dagen in bezit had.
27. Uit het proces-verbaal van bevindingen (eindnoot 30) van [verbalisant 5] en [verbalisant 6] blijkt dat uit eerder onderzoek in 2005 was gebleken dat verdachte in het bezit was van een sleutel van een opslagbox bij het bedrijf [naam bedrijf]. Deze stond op naam van ene [naam 2]. Destijds werd een foto van verdachte getoond aan de portier van [naam bedrijf] en deze verklaarde, dat de man op die foto de man was die altijd kwam voor die opslagbox en tevens degene was die altijd contant de huur betaalde. Op 27 juli 2007 is wederom een onderzoek ingesteld bij [naam bedrijf]. De storemanager van [naam bedrijf] herkende verdachte van een hem getoonde foto en verklaarde dat verdachte feitelijk de beschikking had over een opslagbox met het nummer 2314 en daarvoor ook de huur contant betaalde. In de administratie van [naam bedrijf] stond echter [naam 2] als huurder vermeld.
28. Bij de politie (eindnoot 31) heeft verdachte verklaard dat hij de opslagbox met nummer 2314 in gebruik heeft. Hij erkent dat de opslagbox niet op zijn naam staat en iemand anders deze huurt. Verdachte heeft in deze box dozen met spullen liggen. De huur is ongeveer vier tot vijf jaren geleden gestart.
29. Uit het huurcontract (eindnoot 32) blijkt dat een huurovereenkomst is opgemaakt tussen [naam bedrijf] in Apeldoorn en [naam 2] met betrekking tot de opslagbox met nummer 2314 en dat deze overeenkomst is ondertekend door John.
30. Bij de politie (eindnoot 33) heeft [getuige 11], storemanager bij [naam bedrijf], verklaard dat hij verdachte herkent als degene die het feitelijke gebruik had over de opslagruimte met nummer 2314. [getuige 11] schat dat hij verdachte wel honderd keren heeft gezien.
31. Uit het proces-verbaal van bevindingen (eindnoot 34) blijkt dat een doorzoeking is verricht in box nummer 2314 van het bedrijf [naam bedrijf] aan de [adres] te Apeldoorn. Tijdens de doorzoeking werd onder andere in beslag genomen een riotgun, merk Mossberg, twee houders met diverse 9mm munitie en 5 losse 9mm munitie type Luger mrp.
32. Zoals blijkt uit het proces-verbaal (eindnoot 35) van omschrijving van het vuurwapen dat bij de doorzoeking bij aan de [adres] te Apeldoorn is aangetroffen, is sprake van een vuurwapen van het merk Mossberg, model pump en slide, kaliber 12. Het voorwerp is geschikt om projectielen of stoffen door een loop af te schieten en de werking berust op het teweeg brengen van een scheikundige ontploffing. Dit betreft een vuurwapen in de zin van artikel 2, eerste lid, Categorie III onder 1 van de Wet Wapens en Munitie.
33. Zoals blijkt uit het proces-verbaal (eindnoot 36) van omschrijving van de munitie die bij de doorzoeking bij aan de [adres] te Apeldoorn is aangetroffen, is sprake van munitie van het merk MRP, model Luger en kaliber 9mm. Dit betreft munitie in de zin van artikel 2, tweede lid, Categorie III van de Wet Wapens en Munitie. Van de omschreven munitie zijn in totaal 25 stuks aangetroffen, te weten 20 stuks in twee pistoolhouders en 5 stuks los.
34. Bij de politie (eindnoot 37) heeft verdachte verklaard dat als hij een wapen wil hebben, hij het altijd kan lenen.
Beoordeling door de rechtbank
35. Verdachte heeft bij de politie het onder 3 ten laste gelegde bekend, maar daaraan toegevoegd dat hij het wapen drie of vier dagen tevoren had geleend.
Aangaande het onder 4 ten laste gelegde heeft verdachte verklaard dat hij weliswaar kon beschikken over de opslagruimte waarin het betrokken wapen en de munitie zijn aangetroffen, maar dat ook anderen tot die ruimte toegang hadden en dat de in beslag genomen voorwerpen niet van hem waren.
36. De rechtbank gaat aan voormelde kanttekeningen van verdachte voorbij, nu deze op geen enkele wijze zijn onderbouwd en in het geheel niet aannemelijk zijn geworden, gelet op de overige onderzoeksbevindingen.
37. Voor zover verdachte bij de politie op het onder 1 ten laste gelegde al inhoudelijk heeft gereageerd, heeft hij dat gedaan op zodanig abstracte of ontwijkende wijze, dat de rechtbank die reacties opvat als ontkenning van zijn betrokkenheid.
38. Aangaande het onder 1 ten laste gelegde stelt de rechtbank nog vast dat het onderzoek mede betrekking heeft gehad op alternatieve scenario’s met een andere schutter dan verdachte, maar dat desbetreffende naspeuringen niets hebben opgeleverd dat gerede twijfel zou kunnen wekken aan verdachtes betrokkenheid.
39. De hiervoor vermelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwend tegen de achtergrond van het verder overwogene, acht de rechtbank het aan verdachte onder 1 primair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen in dier voege als hierna vermeld en dat vrijspraak dient te volgen met betrekking tot de onder 3 vermelde munitie, nu deze tot een andere categorie behoort dan tenlastegelegd.
40. Daarbij overweegt de rechtbank ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde, dat de bewijsmiddelen geen andere conclusie toelaten dan dat verdachte (ten minste in voorwaardelijke zin) opzet heeft gehad om [slachtoffer 1] dodelijk te verwonden en dat geen sprake is geweest van een voor poging tot doodslag karakteristieke impulsdoorbraak, maar integendeel van twee extreem agressieve daden, die het resultaat waren van (kort) beraad, voorbereiding en een vrije keuze.
41. In de onderhavige zaak is sprake van poging tot moord, nu verdachte na kalm beraad en rustig overleg (“voorbedachte rade”) twee keer op [slachtoffer 1] heeft geschoten. Hij werd door [slachtoffer 1] herhaaldelijk aangesproken. Verdachte heeft, alvorens het wapen uit zijn fietstas te pakken, tijd gehad om na te denken wat hij zou doen nadat [slachtoffer 1] hem had aangesproken en zich had geïdentificeerd als politieagent. En ook nog nadat [slachtoffer 1] hem had gezegd zijn handen – zijn rechterhand zat in de fietstas – te willen zien. Verdachte richtte zich toen op, draaide naar links en schoot toen op de achteruit lopende [slachtoffer 1]. De voorbedachte rade wordt nog versterkt door het afvuren van een tweede kogel, terwijl [slachtoffer 1] al door de eerste kogel op de grond zakte en uitgeschakeld was.
42. De rechtbank is voorts van oordeel dat het handelen van verdachte op zijn minst genomen voorwaardelijk opzet met zich brengt, nu verdachte een doorgeladen pistool bij zich droeg en hij, door twee keer met dit wapen van een korte afstand op het bovenlichaam van [slachtoffer 1] te schieten, willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij [slachtoffer 1] van het leven zou beroven. Ook uit de plaats en de aard van de inschotwonden leidt de rechtbank af dat verdachte [slachtoffer 1] opzettelijk wilde doden, althans willens en wetens het risico van de dood van [slachtoffer 1] aanvaardde. Uit de medische informatie van [slachtoffer 1] blijkt dat hij twee doorschotwonden heeft opgelopen en dat de schootsafstanden slechts tussen de 25 en 150 centimeter bedroegen. De schootsrichting betrof vanaf de voorzijde borst richting de rug en vanaf de voorzijde borst richting de bovenzijde van de linkerschouder. Uit de medische informatie gevoegd bij het dossier blijkt dat de schoten zonder medisch ingrijpen dodelijk zouden zijn geweest.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, te weten:
1 primair:
hij op 23 juli 2007 in de gemeente Apeldoorn ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om telkens opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, die [slachtoffer 1] meermalen met behulp van een vuurwapen (een pistool) in de (linker)borst ter hoogte van zijn hart heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2:
hij op 28 juli 2007 in de gemeente Zwolle met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoofdtelefoon, toebehorende aan de Mediamarkt, welke diefstal werd gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3],
gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken en zich het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte,
- nadat hij door [slachtoffer 2] was vastgepakt, een draaiende beweging met zijn arm heeft gemaakt, waardoor hij los kwam en/of zich heeft losgerukt en
- [slachtoffer 2] de woorden heeft toegevoegd: "You can't do that"en/of "Don't touch me", en
- zichtbaar voor [slachtoffer 2] een vuurwapen in zijn hand heeft gehouden en
- een vuurwapen heeft gericht en/of gericht gehouden op [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en
- tegen hen heeft gezegd "Go away", althans woorden van gelijke aard en/of strekking.
3:
hij op 30 juli 2007 in de gemeente Dronten, een wapen van categorie III, te weten een vuurwapen (een Hrvatski Samokres model 2000, serienummer 47018), voorhanden heeft gehad.
4:
hij in de periode van 29 maart 2003 tot en met 28 juli 2007 in de gemeente Apeldoorn een wapen van categorie III, te weten een vuurwapen (een hagelgeweer, merk Mossberg, pump & slide action, een zogenaamde riot-gun), en munitie (patronen) van categorie III, voorhanden heeft gehad.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven:
1 primair: poging tot moord.
2: diefstal gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken en zich het bezit van het gestolene te verzekeren.
3: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet Wapens en Munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, strafbaar gesteld bij artikel 55, derde lid van de Wet Wapens en Munitie.
4: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet Wapens en Munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, strafbaar gesteld bij artikel 55, derde lid van de Wet Wapens en Munitie en handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet Wapens en Munitie, strafbaar gesteld bij artikel 55, eerste lid van de Wet Wapens en Munitie.
Strafbaarheid van de verdachte
Door J.M. Oudejans, psycholoog, en J.H. van Renesse, psychiater, beide verbonden aan het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie, locatie Pieter Baan Centrum te Utrecht, is op 27 juni 2008 een rapport over verdachte opgemaakt. Gedurende het eerste bezoek wilde verdachte in het geheel niet meewerken aan het onderzoek in het Pieter Baan Centrum. Hij weigerde informatie te verstrekken en weigerde mee te werken aan het (test)psychologisch onderzoek. De (korte) gesprekken met verdachte bevatten geen enkele aanwijzing voor grove psychiatrische pathologie, in de zin van een psychotische stoornis, een stemmings- of angststoornis, of een stoornis in het autismespectrum. Verdachte weigerde mee te werken aan een lichamelijk en psychiatrisch onderzoek. Op grond van de in het rapport beschreven overwegingen kan niet anders dan geconcludeerd worden dat de vraag of verdachte lijdt aan een stoornis, dan wel ten tijde van het tenlastegelegde leed aan een stoornis, door de onderzoekers niet kan worden beantwoord. Naar het oordeel van de rechtbank is niet aannemelijk geworden dat verdachte ten tijde van het plegen van de strafbare feiten minder dan volledig toerekeningsvatbaar was.
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf of maatregel
43. Met een toelichting als vermeld in de schriftelijke versie van zijn requisitoir heeft de officier van justitie gevorderd verdachte te veroordelen tot gevangenisstraf voor de duur van 26,6 jaar, zijnde in dit geval op grond van artikel 57 van het Wetboek van Strafrecht de maximale gevangenisstraf.
44. Verdachte heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
45. Aangaande de strafrechtelijke afdoening stelt de rechtbank voorop dat een op behandeling van verdachte gerichte maatregel niet is gevorderd of geïndiceerd gebleken, zodat met bestraffing dient te worden volstaan.
Bij haar beslissing omtrent de straftoemeting, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek is gebleken.
Beschouwing van deze factoren heeft de rechtbank geleid tot het oordeel, dat geen andere straf op zijn plaats kan zijn dan een gevangenisstraf van aanzienlijke duur als hierna vermeld.
Daarbij heeft de rechtbank vanzelfsprekend gelet op de aard en de ernst van de strafbare feiten, die in zijn algemeenheid tot uitdrukking komt in de maximale duur van de op die feiten afzonderlijk gestelde gevangenisstraffen.
Tegen de achtergrond van de haar bekende Nederlandse rechtspraak omtrent soortgelijke feiten, beoordeelt de rechtbank de zwaarte van de onderhavige feiten en het daarvan aan verdachte te maken verwijt als bovengemiddeld, gelet op het volgende:
- Delicten als onder 1 primair en 2 aan de orde zijn, kunnen zich op zeer uiteenlopende wijze voordoen en ook naar gevolg zeer uiteenlopen, in het geval van poging tot moord zelfs in die zin dat het slachtoffer van het delict niets bemerkt. Bij de onderhavige feiten heeft verdachte echter telkens tweemaal gebruik gemaakt van een plotseling tevoorschijn gehaald vuurwapen, tegenover [slachtoffer 1] door hem van zeer nabij twee kogels in de borst te schieten en tegenover [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] door hen van zeer nabij met zo’n wapen te bedreigen, eerst binnen de winkel van de Mediamarkt en even later nog daarbuiten onder ogen van de ter assistentie verschenen getuige [getuige 8].
- Algemeen bekend is dat dergelijke ervaringen voor de slachtoffers psychisch zeer traumatiserend kunnen zijn. In het geval van [slachtoffer 1] spreekt dit te meer, nu hij inwendig zo zwaar letsel opliep, dat hij de dood voelde naderen en slechts het leven heeft behouden door professioneel medisch ingrijpen, voorafgegaan door mogelijk essentiële eerste hulp van de getuige [getuige 7].
Blijkens de op [slachtoffer 1] betrekking hebbende in het dossier aanwezige informatie, moet overigens worden geconcludeerd, dat hij lichamelijk en geestelijk blijvend nadelige gevolgen zal ondervinden en als gedreven politieman niet meer zal kunnen functioneren als voorheen.
- De onderhavige geweldsdelicten vonden binnen een week plaats gedurende winkeltijd en in/bij winkelcentra in Apeldoorn en Zwolle, derhalve onder zodanige omstandigheden dat (veel) andere personen daarvan getuige konden zijn en ook zijn geweest. Dergelijke delicten veroorzaken in de omgeving van de pleegplaats veel beroering en zij dragen ook elders in hoge mate bij aan de in de maatschappij bestaande gevoelens van onveiligheid.
- In het geval van [slachtoffer 1] komt daar nog bij dat ook de rechtsorde ernstig is geschokt, zowel door de meedogenloze aard van het geweld, als door de (later gebleken) omstandigheid dat hem het geweld ten deel viel wegens zijn optreden als politieman en dus hoeder van de rechtsorde.
- Bij dit laatste verdient opmerking dat het aan [slachtoffer 1], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] overkomene op geen enkele manier mede aan henzelf valt te wijten, aangezien zij geheel hebben gehandeld zoals bij hun functies paste.
- De aard van het onder 1 tot en met 4 bewezen verklaarde, en de omtrent zijn levenswijze en wapens door verdachte bij de politie gedane uitlatingen en verdachtes procesopstelling, wettigen naar het oordeel van de rechtbank de conclusie, dat verdachte moet worden beschouwd als een gevaar voor de samenleving, omdat hij gewoon is geraakt zich daarin te begeven met een (door)geladen (semi-automatisch) vuurwapen. Hij schroomt niet om in voor hem netelige situaties hiervan gebruik te maken.
Deze conclusie past ook bij het door getuigen beschreven kalme optreden van verdachte en bij de op pagina 28 van het PBC-rapport door de psychiater ondervoorbehoud vermelde beschouwing “… zou kunnen worden verondersteld dat betrokkene een man is met een agressief-narcistische persoonlijkheid”.
- Ten nadele van verdachte weegt ten slotte, dat hij reeds vaker met politie en justitie in aanraking kwam, ook ter zake van geweldsdelicten en overtreding van de Wet Wapens en Munitie.
46. Tegenover dit alles kan, voor zover de rechtbank bekend, slechts worden gesteld, dat verdachte zich op 23 en 28 juli 2007 niet ter plaatse heeft begeven met de vooropgezette bedoeling zich van zijn vuurwapen te bedienen, of een conflict aan te gaan met de voor hem onbekende [slachtoffer 1], [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 2]. Voorts, dat voor verdachte het leven al vele jaren problematisch kan worden geacht vanwege zijn (zelf veroorzaakte) status van ongewenst verklaarde, maar niet uitzetbaar gebleken, stateloze vreemdeling.
47. Voorts is de rechtbank van oordeel dat niet voorbij kan worden gegaan aan de omstandigheid, dat in Nederland maximale bestraffing zeer uitzonderlijk is. De rechtbank heeft bij de op te leggen straf dan ook gelet op de straftoemeting in eerdere zaken van enigszins vergelijkbare aard en feiten als de hier bewezen verklaarde. Dat straftoemetingsniveau ligt niet in de buurt van de door de officier van justitie gevorderde straf. Om die reden komt de rechtbank tot een lagere straf dan geëist door de officier van justitie.
48. Alles afwegende tegen de achtergrond van de sedert kort bestaande regeling inzake voorwaardelijke invrijheidstelling, is de rechtbank van oordeel dat oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 15 jaren passend en geboden is.
Vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer 1], [adres], rekeningnummer [nummer], heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 21.444,78, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 juli 2007, gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde.
[slachtoffer 1] heeft vergoeding van € 1.444,78 aan materiële schade en € 20.000,- aan immateriële schade gevorderd. De rechtbank is van oordeel dat alle door de benadeelde partij gevorderde materiële schadeposten voor toewijzing in aanmerkingen komen, nu deze niet zijn betwist en verdachte naar burgerlijk recht voor deze schade aansprakelijk is. Naar de rechtbank begrijpt uit de toelichting op de vordering, is dit de tot op heden geleden materiële schade.
Ten aanzien van de immateriële schade is de rechtbank van oordeel dat thans een bedrag van
€ 15.000,- toewijsbaar is. Vast staat dat [slachtoffer 1] schade heeft geleden, waarvoor de verdachte - naar burgerlijk recht - aansprakelijk is. Slachtoffer zijn van een brute schietpartij als de onderhavige, met vergaande nadelige gevolgen voor de benadeelde partij, zowel op psychisch als lichamelijk gebied rechtvaardigt in ieder geval toewijzing van genoemd bedrag ter compensatie van de thans geleden immateriële schade. Naar het oordeel van de rechtbank is het een feit van algemene bekendheid dat de psychische en/of lichamelijke gevolgen van de gebeurtenissen voor [slachtoffer 1] ernstig en langdurig kunnen zijn. Aangezien thans nog onduidelijk is hoe het verdere revalidatie- en herstelproces van [slachtoffer 1] zich zal ontwikkelen en ook thans nog niet vaststaat wat de eventuele gevolgen voor zijn carrière als politieagent zullen zijn, ziet de rechtbank aanleiding thans hetgeen boven € 15.000,- aan immateriële schadevergoeding is gevorderd niet-ontvankelijk te verklaren. De rechtbank is van oordeel dat dat deel van de vordering op dit moment niet van zo eenvoudige aard is, dat deze zich leent voor afdoening in het strafgeding.
De vordering wordt derhalve tot een bedrag van € 16.444,78 toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 juli 2007.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering. De benadeelde partij kan derhalve haar vordering voor dat deel slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som geld ten behoeve van [slachtoffer 1].
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 27, 36f, 45, 57, 91, 289, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet Wapens en Munitie.
Beslissing
De rechtbank:
• verklaart dat verdachte het onder 1 primair, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan;
• verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
• verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
1 primair: poging tot moord;
2: diefstal gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken en zich het bezit van het gestolene te verzekeren;
3: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet Wapens en Munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, strafbaar gesteld bij artikel 55, derde lid van de Wet Wapens en Munitie;
4: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet Wapens en Munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, strafbaar gesteld bij artikel 55, derde lid van de Wet Wapens en Munitie en handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet Wapens en Munitie, strafbaar gesteld bij artikel 55, eerste lid van de Wet Wapens en Munitie;
• verklaart verdachte strafbaar;
• veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 (vijftien) jaren;
• beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
• veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij
[slachtoffer 1], [adres], rekeningnummer [nummer], van een bedrag van € 16.444,78,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 juli 2007 tot de dag van algehele voldoening en vermeerderd met de betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
• verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat de benadeelde partij haar vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
• legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1], voornoemd, een bedrag te betalen van € 16.444,78, met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 112 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
• bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
Aldus gewezen door mrs. Van Harreveld, voorzitter, Van der Hooft en Gilhuis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Ter Haar, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 10 december 2008.
Eindnoten
(1) Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina’s, betreft dit delen van de in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer 07-332564, Rijksrecherche/ Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, gesloten en ondertekend op 28 september 2007.
(2) Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1], p. 488 juncto 645-650 en 655.
(3) Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1], p. 490-494.
(4) Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2], p. 496-500.
(5) Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 3], p. 538-539.
(6) Proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1], p. 258-286.
(7) Proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1], p. 287-295.
(8) Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 4], p. 502-503.
(9) Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 5] ev [getuige 6], p. 583-585.
(10) Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 7], p. 524-525.
(11) Deskundigenrapport NFI d.d. 25 oktober 2007, rapporteur ing. S.B.C.G. Chang.
(12) Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 8], p. 551.
(13) Proces-verbaal van bevindingen van fotoconfrontatie [getuige 6], p. 666.
(14) Letselverklaring NFI (schriftelijk bescheid), p. 932-938.
(15) Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2], p. 700-703.
(16) Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3], p. 693-695.
(17) Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 8], p. 696-698.
(18) Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 9], p. 709-711.
(19) Proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 3], p. 716.
(20) Proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 2], p. 690.
(21) Proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 2], p. 707.
(22) Proces-verbaal van aanhouding, p. 1072.
(23) Proces-verbaal van verhoor van [getuige 10], p. 715.
(24) Proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 3], p. 807-811.
(25) Deskundigenrapport NFI d.d. 15 augustus 2007, rapporteur [naam 3], p. 1036-1041.
(26) Proces-verbaal ambtelijk verslag, p. 901, 906 en 910.
(27) Proces-verbaal van [naam 4], d.d. 4 juli 2008, nummer 07/332564 (los document).
(28) Proces-verbaal van [naam 4], d.d. 4 juli 2008, nummer 07/332564 (los document).
(29) Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 820-822.
(30) Proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 5] en [verbalisant 6], p. 736-738.
(31) Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 782-785.
(32) Huurcontract tussen [naam bedrijf] en verdachte (schriftelijk bescheid), p. 743.
(33) Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 11], p. 774-776.
(34) Proces-verbaal van bevindingen doorzoeking, p. 1158 en 1161.
(35) Proces-verbaal van [naam 4], d.d. 4 juli 2008, nummer 07/332564 (los document).
(36) Proces-verbaal van [naam 4], d.d. 4 juli 2008, nummer 07/332564 (los document).
(37) Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 784.